Zeeman aan Wal (11). Praktijkvakken
Zeeman aan Wal (11) Praktijkvakken
Sommige vakken bij ons op school zijn mijns inziens niet te vangen in cijfers.
Daaronder schaar ik twee van mijn vakken: Simulator brug en Praktijk Dek.
Want hoe geef je een cijfer aan iemand die tijdens een simulatie aan de
grond loopt, maar de fout inziet en er zoveel van leert dat hij het
nooit weer fout zal doen?
Hoe geef je een cijfer aan iemand die niet weet hoe je een mastworp moet
leggen, les na les worstelt, maar het uiteindelijk kan?
Moet zo’n persoon dan een voldoende of een onvoldoende krijgen?
Voor die vakken krijgen mijn studenten dan ook een combinatiecijfer voor inzet, inzicht en aanwezigheid.
Een student die er dus altijd is en met het puntje van de tong tussen de
lippen een half uur zit te zwoegen op een oogsplits zal een voldoende
krijgen.
Een student die er altijd is en vervolgens op een bolder gaat zitten met
een bak koffie om er de rest van de les niet meer vanaf te komen niet.
Vreselijk subjectief, dat besef ik terdege, maar iemand een onvoldoende
geven omdat hij aan de grond loopt vind ik ook niet terecht, net zo min
als dat het terecht is een onvoldoende te geven aan iemand die de
mastworp moeilijk vindt.
Daarvoor komen ze nou juist naar simulatie en/of praktijk dek.
Laten we het erop houden dat ik mijn best doe om de factor “mag ik de
student” uit te schakelen om zo objectief mogelijk naar de hierboven
genoemde criteria te kijken.
Tijdens de rapportenvergadering voor de zomervakantie, waarbij de overgang van de studenten bepaald werd, ging het er soms om.
Een puntje op een toets erbij en een student ging voorwaardelijk of zelfs geheel over.
Elke student werd gewikt en gewogen.
Waarbij er echt wel een paar over gegaan zijn omdat de desbetreffende
docent een 3,5 afrondde naar een 4, zodat de student precies genoeg
punten had om over te gaan en geen cijfers lager dan een 4.
Groot was mijn verbazing dan ook toen een van mijn collega’s het er niet
mee eens was dat een student over ging omdat hij op praktijk dek een 7
en op simulator een 6,5 had.
Zonder die 7 en 6,5 was hij blijven zitten.
De collega vond niet dat de student objectief, via een cijfermatrix, beoordeeld was.
Daarin had hij gelijk..
“Een mastworp in 10 seconden een onvoldoende, in 7 seconden matig, in 5
seconden goed en in 2 seconden zeer goed?”, zo stelde ik voor.
Hij gaf toe dat dat ook het antwoord niet was.
Wat me echter het meeste dwars zat was de onuitgesproken gedachte achter
de opmerking: simulator en praktijk dek zijn onbelangrijke vakken.
Ze worden niet cijfermatig in een keurslijf gegoten en tellen daarom niet “echt” mee.
Terwijl de studenten beoordeeld worden op iets waar ze straks aan boord
dagelijks door hun collega’s op beoordeeld gaan worden: Inzet, inzicht
en aanwezigheid.
Als die goed is word je aan boord veel vergeven.
Mag je zo nu en dan een potje breken.
Maar draai het maar eens om: geen inzet, geen inzicht en te weinig aanwezigheid.
Je eerste torn (periode dat je aan boord verblijft, M.J.) zal je laatste zijn, dat durf ik met zekerheid te stellen.
Al heb je het werk dat je wel doet nog zo goed gedaan.
Zo bezien zijn deze vakken misschien wel de belangrijkste op de school.
Zegt u nou zelf.
Reacties
Een reactie posten